Ik heb de strijd verloren. Over tieners en petten.

Mijn zoon vertrekt zaterdag op kamp. En ik hoop van harte dat hij veel plezier beleeft. Maar eerst is er nog het rapport en een shoppingsessie. Het rapport is iets voor deze middag, het shoppen hebben we achter de rug. Ik wou hem nog wat zomerkleren kopen. En het zoveelste paar schoenen. Ik had echt in gedachten wat ik wilde: een ecru short met een rode polo en bootschoenen. Het liep anders.
Mijn zoon is gek op zijn haar. Hij is blond. En in de zomer – als er zon is tenminste – wordt hij uiteraard almaar blonder. Hij vindt zichzelf dan geweldig. Zijn haar: dat is heilig. In de auto kijkt hij heel vaak in het spiegeltje of alles nog goed ligt. Ik moet er soms om lachen.
Op winkelen is hij minder gek. Tenzij het bij Fnac is. Kledij passen is een opgave. Wat ik mooi vind, blijkt niet cool. Hij wil een T-shirt. Het zoveelste in weer een andere tint blauw. De bermuda die ik in gedachten had, wordt een blauwe short, de bootschoenen worden sneakers. Ik kan ermee leven. Maar dan komt het. Hij wil een pet. Op kamp moeten ze immers een hoofddeksel mee nemen. ‘Het is verplicht mama’. Ja, het is een uitleg als een andere. Ik haat petten. Echt waar. Ik moet er niets van hebben. Ik hoop in stilte dat het slechts een fase is en geef uiteindelijk toe.
En nu zit dat blonde haar onder een pet. Een pet die niet mee afgedaan wordt. Ik heb de strijd verloren.

Toby

Wil je mij volgen? Like dan zeker mijn facebook-pagina